Robert Lazzarini, Weeping Teacup (kop, schotel, lepel), porselein en metaal, 2003.
Vorige week was de eerste werkbespreking op de NAU, Nieuwe akademie Utrecht. Dagen van te voren was ik al aan het piekeren wat ik nu mee moest nemen. Welk werk? Van de afgelopen 2 a 3 jaar en van nu of alleen maar het meest recente eigen werk. En wat was dan ‘mijn eigen werk’?
Het gevolg van het piekeren was dat ik ook iets deed, nl opruimen! Ruimte moest ik maken om overzicht te krijgen. Ik maakte mappen met tekeningen van een bepaald onderwerp, schildering van watercolor en werk wat daaraan gerelateerd was. Ik plakte tekeningen op de muur om er naar te kunnen kijken en eventueel nog toe te voegen, weg te halen, anders te tekenen enz. Hoe dichterbij de dag van de werkbespreking kwam hoe harder ik ook ging werken ( en opruimen). Op een plek in mijn aterlier zette ik alles bij elkaar wat in aanmerking kon komen voor de werkbespreking. De grote zelfportretten ook? De grote zelfportretten ook! En de portretten in watercolor, alles! Ik moest toch ook laten zien waar ik vandaag kwam. En ook de kleiportretten die ik voor het eerst maakte! En ook de collages die ik afgelopen jaar gemaakt had. Kortom: veel te veel te veel!
Toch kon ik niet goed beslissen wat nou wel en niet mee moest. Wat werd er verwacht, wat zouden ze vinden, was het teveel of niet goed genoeg of zou ik nu te horen krijgen dat ik verkeerd, te amateuristisch, te weinig kunstzinnig bezig was? Al deze vragen spookten door mijn hoofd.
Ik nam dus veel te veel mee en heb mij een ongeluk gesjouwd om de spullen trap af, in de auto, uit de auto, naar binnen bij NAU en twee trappen op naar het lokaal te brengen. Met schaamtegevoelens zag ik medecursisten die met 1 tas of een rol papier aankwamen. Ik hoorde mij tegen een ieder zeggen dat ik toch teveel had meegenomen….alsof ik daarmee de schaamte hierover kon bezweren.
De meeste cursisten waren mij voor in de bespreking en ik hoorde en zag hoe het ging. Bij alle opmerkingen toetste ik of dat ook betrekking op mij zou kunnen hebben. Ik schreef verwoed mee met de anderen, wat ook de bedoeling was omdat anderen weer meer horen dan jijzelf als je aan de beurt bent. Sommigen hadden kleine tekeningen, of weinig en toch een heel verhaal, en anderen hadden veel meer werk en lieten het een beetje over zich heen komen. Onze docenten tekenen en ruimtelijk keken met veel belangstelling en gaven iedereen heel prettig maar ook eerlijk feedback, waar je echt mee verder kon.
En toen was ik aan de beurt….
Ik had 5 tot 10 min om alles op te hangen en mijn medecursisten hielpen daarbij. Tekeningen op de grond; de grote schilderijen aan de zijkant op de tafel; een opbouw van links naar rechts van toen naar nu. Onderwerp bij onderwerp. De schaamte sloeg weer toe over de hoeveelheid en ik vergat zelfs een hele serie collages op te hangen.
Toen het eenmaal hing kon ik gelukkig rustig vertellen wat ik had gedaan en waarom. De portretten, hoe ik daar steeds weer naar toe getrokken word en hoe ik dat probeer te veranderen door op een andere manier te gaan werken ( bv door de collages), anders te tekenen enz. De foto’s, plaatje die ik opsla bijna altijd over de oorlogen in de wereld gaan, of het nu portretten zijn of kapot gebombardeerde huizen en straten. Ik legde uit dat ik zelf dacht dat het met mijn werk als therapeut te maken heeft dat ik steeds weer op die portretten terug val. Ik heb immers jarenlang mensen ‘gelezen’ die voor mij zaten, waarin veel van die gevoelens natuurlijk in mijn hoofd mee resoneerden.
Een soort worsteling moet hieruit geklonken hebben. De docenten keken goed en ik kreeg mooie feedback. Het was helemaal niet slecht of amateuristisch; dat zag ik natuurlijk zelf ook wel. Ik zou minder kunstzinnige ingrepen kunnen toepassen en meer vertrouwen in de beelden zelf, het werk zelf, niet teveel vanuit mijn hoofd en er teveel willen bijhalen. Het hoeft er allemaal niet zo dik bovenop te liggen. ( die emoties bv) . Ik kan oefenen en zoeken vanuit mijn werk zelf, zoals dat schedeltje van een vogel wat ik had getekend, die oude man die uit de tekening vanzelf verscheen, of ik zou zelfs een koffie kopje kunnen tekenen…. Een kopje wat wanhoop uitstraalt, een wanhopig kopje….
Ook de foto’s die ik verzamelde kon ik anders benaderen, formeler. Ik begreep dat ik het kan benaderen vanuit de beeldaspecten zoals richting, structuur, kleurgebruik, lijnvoering enz.
Zo, dat was zowel nieuw als oud nieuws! Ik begreep direct wat er bedoeld werd, zeker omdat er een paar tekeningen bij zaten waar ik dat wel had zo had benaderd. Getekend en van daaruit weer doorgetekend, opgelost, uitgeprobeerd, opnieuw gemaakt enz. Daar haal ik nu heel veel energie uit. Op zoek naar het wanhopige kopje!
Mooi Joyce! ❤️
Dank je Wybo!
Wat mooi verwoord Joyce! Succes met het proces 🙏🏼
Dank je wel Ilse!
Je had t al zo goed als verteld… maar ook heel Leuk om te lezen…😊
-opruimen en beeld geven aan het/mijn leven-
…dat zou de titel kunnen zijn van dit ,overigens práchtige, essay. 💥
De ‘struggle of life’ …de emoties die zó graag de boventoon voeren. Het in juiste proporties terugzetten in het nú. Het omzetten hiervan in inzicht, liefde en, last but not least, jou gewéldig mooie Kunst. Jij doet het toch maar!
Liefsss van jou fan..Willemijn💓
Ook mooi verwoord Willemijn! En dank natuurlijk voor je reactie. 🙂